Programma ACOD voor rectorverkiezingen: antwoord van de kandidaten

Submitted by ACOD UGent on ma, 04/10/2017 - 14:22

Enkele weken geleden hebben we het programma van ACOD UGent voor de rectorverkiezingen gepubliceerd. We hebben dit programma ook doorgestuurd naar beide kandidatenduo’s met de vraag hun reacties hierop door te geven. Ondertussen hebben we deze reacties gekregen. Beide duo’s hebben zeer uitgebreid gereageerd, waarvoor onze dank.

Omdat we vinden dat de komende rectorverkiezingen best over inhoud gaan, geven we hier per thema een kort overzicht van de antwoorden waarbij we willen aangeven waar de verschillen liggen, en hoe deze antwoorden zich verhouden tot de positie van ACOD. De beide antwoordteksten zelf kan je terugvinden onderaan dit artikel.

ACOD vraagt de kandidaten om het participatief model verder te verbeteren en uit te breiden. In geen geval mag het huidige participatief model afgebouwd worden, ook niet in de hoogste bestuursorganen.

Beide duo’s willen nadenken over het bestuursmodel van de UGent, en willen hierbij een participatief model behouden.

Guido en Sarah willen snel (tegen 1 oktober 2018) een nieuw bestuursmodel ingevoerd hebben: “Wij menen dat de blauwdruk die voorligt n.a.v. de integratie van het UZ waarbij zeker voor wat betreft de hoogste governance organen uitgegaan wordt van een goede bevoegdheidsverdeling tussen de bestuursorganen met onderscheid tussen dagdagelijks bestuur (rectorale team), operationeel bestuur (een echte RvB die functioneert) en strategisch bestuur (een vorm van algemene vergadering) een goede basis vormt om tegen 1 oktober 2018 een nieuwe governance structuur op te zetten, zodat een collectief bestuur mogelijk wordt waarbij de verschillende niveaus elkaar ondersteunen in een getrapt model (eerder dan het huidig model dat te veel op een conflictmodel is gebaseerd).” Verder stellen ze: “Een te groot aantal mensen rond de tafel werkt vaak verlammend, omgekeerd moeten in elk bestuursorgaan alle geledingen vertegenwoordigd zijn (…)”.

Rik en Mieke benadrukken dat de discussie over het bestuursmodel niet zo zeer moet gaan over hoe de structuur er moet uitzien, maar stellen: “Voor ons is de manier waarop besluitvorming tot stand komt, de eerste prioriteit. Het is onaanvaardbaar om slechts één voorstel op tafel te leggen, dat werd voorbereid door een kleine groep 'gegadigden' of 'vertrouwelingen' en vervolgens te nemen of te laten is. Dit is nochtans wat momenteel vaak gebeurt. Een inperking van het aantal mensen dat bij de besluitvorming betrokken wordt (het dogma 'hoe minder leden hoe beter') dreigt deze anomalie nog te versterken (…)”

ACOD heeft zich altijd verzet tegen een model waarbij het aantal vertegenwoordigers drastisch beperkt wordt, en daarom ook tegen de denkpistes die vorig jaar door het huidige rectorale team werden naar voren gebracht. We hebben ook altijd een model bepleit dat uitgaat van echte inspraak, en we hebben ons vorig jaar met succes verzet tegen pogingen om vertegenwoordigers te muilkorven.

ACOD vraagt de kandidaten om een einde te maken aan de baronieën binnen de UGent. Goede werkomstandigheden mogen niet afhangen van de wil van individuele “onaantastbare” leidinggevenden. We vragen de kandidaten ook om zich uit te spreken tegen het “cijnskiesrecht” bij de rectorverkiezingen, en stappen te zetten om dit te wijzigen naar volgende verkiezingen toe.

Beide duo’s pleiten tegen de baronieën en willen de machtsconcentraties aanpakken. Ze pleiten ook beiden voor meer samenwerking, en willen het “cijnskiesrecht” herevalueren.

Guido en Sarah vermelden expliciet een verbod op cumul en beperking in de tijd van mandaten. Ze focussen in dit punt sterk op de structuur om machtsconcentraties tegen te gaan.

Rik en Mieke willen de top-down-visie aanpakken door op een andere manier om te gaan met evaluaties. Zij pleiten voor evaluaties in twee richtingen, waarbij ook medewerkers hun leidinggevenden evalueren.

ACOD is blij dat de kandidaten allen de problematiek erkennen en aangeven hier iets aan te willen doen. We vinden dat de suggesties van beide duo’s allebei een meerwaarde bieden, en best door het verkozen team meegenomen worden.

ACOD vraagt de kandidaten om werk te maken van een betere organisatie van onderwijs en onderzoek, die niet noodzakelijkerwijs vertrekt van de huidige structuur van de universiteit. Infrastructuur moet efficiënt ingezet worden, en elk personeelslid moet kunnen rekenen op een goede werkomgeving. Leidinggevenden moeten goed omkaderd en opgeleid worden.

Beide duo’s erkennen de noodzaak van meer samenwerking over de grenzen van vakgroepen, faculteiten en onderzoeksgroepen heen, en willen meer samengebruik van infrastructuur. Beiden zien dit als een cruciaal onderdeel van hun programma. Beiden willen ook de samenwerking tussen het centrale niveau en de faculteiten versterken. De kandidaten hebben ook allen oog voor een betere opleiding voor leidinggevenden.

Rik en Mieke pleiten voor incentives voor samenwerking binnen de verdeelsleutels, en stellen dat de huidige sleutel nefast is voor interfacultaire samenwerking.
Guido en Sarah pleiten voor het uitbouwen van de servicecenters zoals die momenteel door DOWA, DOZA en DFIN worden opgezet.

ACOD is steeds een voorstander geweest van meer samenwerking, en van samengebruik van infrastructuur. Ook zijn we blij dat beide kandidaten ons jarenlang pleidooi voor betere opleiding van leidinggevenden overgenomen hebben.

ACOD vraagt de kandidaten om erover te waken dat de rol van de politiek aan de UGent beperkt blijft tot het bepalen van het algemeen wettelijk kader waarbinnen de universiteit werkt. Personen die sleutelposities innemen aan de universiteit mogen niet schatplichtig zijn aan de politiek.

De kandidaten delen onze bekommernissen rond de rol van de politiek aan de UGent.

Rik en Mieke stellen daarnaast dat we van “Brussel” een echte partner van de UGent moeten maken.

ACOD is blij dat de kandidaten onze bezorgdheid delen, en hopen dat ze sterk genoeg zullen zijn om politieke inmenging die de laatste jaren erg toegenomen was effectief te kunnen terugdringen.

ACOD vraagt de kandidaten om aan te geven het sociaal overleg ten volle te willen respecteren, te stimuleren en te ondersteunen. Zij engageren zich ook om hier zelf een voortrekkersrol in te spelen, en procedures en reglementen die dit sociaal overleg organiseren te versterken.

Beide rectorkandidaten geven aan dat ze bereid zijn om het sociaal overleg zelf in handen te nemen.

Guido en Sarah stellen: “Dit veronderstelt natuurlijk ook dat de vertegenwoordigende organisaties respect betonen voor de afgesproken bevoegdheden en voor het principe van scheiding van mandaten (zie hoger). Een sterk sociaal overleg waarbij in open dialoog over arbeidsvoorwaarden, loon barema’s en werkzaam werk kan worden gediscuteerd is ook onze bekommernis.”

Uiteraard zijn we als ACOD blij dat de top van de universiteit opnieuw een rol wil spelen in het sociaal overleg, wat de laatste jaren niet meer gebeurd is.
Daarnaast zijn we bezorgd dat de discussie over “bevoegdheden” van het sociaal overleg opnieuw opgerakeld wordt, aangezien er de laatste jaren verschillende pogingen van het universiteitsbestuur geweest zijn om het onderhandelingscomité rond bepaalde thema’s buitenspel te zetten. Wij hopen dat dit niet betekent dat de trend waarbij het sociaal overleg wordt behandeld als een schijnvertoning zich zal verderzetten.

Het nieuwe ATP-beleid mag niet beperkt blijven tot formele en administratieve hervormingen. ACOD vraagt de kandidaten om dit beleid verder te verankeren, en erop toe te zien dat het ook op de werkvloer een praktische realiteit wordt.

Beide duo’s zijn blij met het nieuwe ATP-beleid en focussen daarnaast op ontplooiings- en ontwikkelingskansen voor het ATP.

Rik en Mieke merken verder op: “En ere wie ere toekomt: het vernieuwde ATP-beleid is tot stand gekomen nadat de vakorganisaties daartoe het initiatief hadden genomen. Vervolgens werd veelvuldig overleg georganiseerd met de academisch beheerder, de logistiek beheerder en de directeur personeel en organisatie. Bovendien werden ideeën afgetoetst binnen een breder samengestelde werkgroep, waarin ook leden vanuit de faculteiten waren opgenomen. Naar ons gevoel was het rectoraal team te weinig aanwezig tijdens dit hele proces (ofschoon aan het einde van de rit de omgekeerde indruk werd gewekt).”

Als ACOD zijn we blij dat de kandidaten zich samen met ons scharen achter het ATP-beleid zoals het uitgewerkt is, en verdere stappen willen zetten om dit beleid verder uit te bouwen. Daarnaast kunnen we alleen maar vaststellen dat Rik en Mieke blijkbaar goed geïnformeerd zijn over de totstandkoming van dit nieuwe beleid.

ACOD vraagt de kandidaten om tijdens hun mandaat werk te maken van een degelijk statuut voor bursalen waarbij rechten en plichten van doctorandi reglementair worden vastgelegd. De kandidaten moeten ernaar streven deze principes ook op Vlaams niveau te laten vastleggen in een decreet.

Beide kandidatenduo’s pleiten voor een degelijk statuut voor bursalen dat op Vlaams niveau wordt vastgelegd. Doctorandi moeten hierbij voldoende tijd krijgen om hun doctoraat af te werken.

Guido en Sarah pleiten voor meer doctoraten, en focussen op talentontwikkeling voor doctorandi. Ze stellen: “Daarnaast moeten we ook verder werk maken van een goede promotie naar het werkveld van de competenties die door UGent opgeleide bursalen hebben zodat ze een gegeerde groep van mensen worden voor de arbeidsmarkt.”

Rik en Mieke stellen: “Hierbij aansluitend moeten we durven nadenken over de vraag of een nog sterkere toename van het aantal doctoraten in elk vakgebied even noodzakelijk of wenselijk is. Zou het niet zinvoller zijn in bepaalde gevallen minder middelen te reserveren voor nieuwe doctoraten, en het geld dat zo vrijkomt aan te wenden voor meer postdoctorale mandaten?”

Ook hier zijn we tevreden dat de kandidaten in hun reactie op onze vragen erkennen dat er iets moet gebeuren met het huidige bursaalstatuut. Dit is een trendbreuk met het huidige discours van de universiteiten. Ook delen we de ambitie van beide duo’s om in te zetten op talentontwikkeling en loopbaanperspectief voor doctorandi.
Het is echter wel duidelijk dat de visie van beide duo’s op de evolutie van het aantal bursalen en hun positie grondig verschilt. Als ACOD hebben we in het verleden ook al de vraag gesteld of de huidige groei in het aantal doctoraten en de incentives die dat stimuleren wel een goede evolutie zijn, vooral gelet op de beperkte loopbaanperspectieven in de academische wereld. Het aantal vaste posities voor onderzoekers is niet meegegroeid.

ACOD vraagt de kandidaten zich te engageren om de reglementen van AAP en WP onder de loep te nemen en om in het sociaal overleg voorstellen te doen om deze meer op elkaar af te stemmen, met als uitgangspunt de meest positieve aspecten van beide statuten. Voor het contractueel WP moet er een aanvullend pensioen komen.

De kandidaten willen nadenken over de positie van het AAP en het WP. Ze stellen dat het voor alle WP’ers een aanvullend pensioen moet voorzien worden. Beide duo’s willen ook werk maken van betere loopbaanperspectieven voor jonge onderzoekers.

Rik en Mieke pleiten voor contracten van onbepaalde duur voor het WP naar analogie met het ATP-beleid.

Guido en Sarah stellen “De aanstelling van AAP is begrensd in de tijd maar moet gecombineerd worden met een aangepast professionaliseringstraject, hetzij meer in de richting van onderwijscapaciteiten, hetzij in de richting van leiderschap- en ondernemerschap, gericht op een carrière hetzij in onderwijs, hetzij in andere maatschappelijke sectoren.”

Daarnaast zien ze bij het WP twee groepen: enerzijds “Researchers kunnen al dan niet een PhD hebben maar men kan hierbij de parallel trekken met assistenten en DAs. De periode waarbinnen iemand in dit statuut actief is moet in de tijd beperkt zijn.”, en anderzijds “Research coördinatoren ondersteunen een onderzoeksgroep zoals bv. projectleider, laboratorium verantwoordelijke, kliniekhoofd, e.d.”. Bij deze laatste groep zien zij een beperkt “middenkader” ontstaan met een middlemanagement rol.

Als ACOD zijn we blij dat de kandidaten nadenken over het loopbaanperspectief van jonge onderzoekers. Ook de expliciete erkenning dat alle contractuelen, dus ook het WP, een aanvullend pensioen moeten krijgen is een belangrijke stap vooruit. Geen van beiden gaan in op hoe dit praktisch kan georganiseerd worden. Ook als ACOD pleiten we voor contracten van onbepaalde duur voor alle contractuele onderzoekers. Er moet echter duidelijkheid komen over wat de randvoorwaarden daarvan zijn: onder welke voorwaarden kan een contract worden opgezegd en welke garanties worden er gegeven aan onderzoekers die langere tijd werken aan de UGent. Een duidelijk statuut voor researchcoördinatoren is een goede zaak, al zal dit in de praktijk gaan over een zeer beperkte groep. We stellen ons de vraag hoe de beperking in tijd voor de andere “researchers” er zou uitzien, en wat dit betekent voor hun loopbaanperspectieven.

ACOD vraagt de kandidaten om aandacht te hebben voor de specifieke problemen waarmee ZAP-ers geconfronteerd worden: administratieve overlast, te weinig basisfinanciering waardoor essentiële middelen via projectkanalen met lage slaagcijfers moeten worden opgehaald, de te grote werkdruk en evaluatiedruk. Het loopbaanmodel van ZAP moet grondig worden hervormd en moet uitgaan van haalbare, realistische en aan het vakgebied aangepaste doelstellingen.

Beide duo’s willen de manier waarop ZAP worden geëvalueerd herzien. In plaats van enkel het individu te evalueren op onderwijs, onderzoek en dienstverlening, willen ze gaan naar een evaluatie die ook rekening houdt met de context van het team waarin dit ZAP-lid werkt: sommige ZAP’ers kunnen zich dan (tijdelijk) meer richten op één van de drie deeltaken. Alle kandidaten wijzen ook op de administratieve overlast waarmee ZAP wordt geconfronteerd, en pleiten voor meer ondersteuning. Tenslotte willen beide kandidaten ook de verdeling en het beheer van de middelen binnen de universiteit herbekijken en, vooral bij onderzoek, meer inzetten op ruimere consortia die de huidige vakgroepen en faculteiten overstijgen.

ACOD is blij dat de kandidaten zich bewust zijn geworden van deze problematiek, en dat ze de bezorgdheden hebben overgenomen die samengevat waren in de “ACOD-informeert” van december 2016 (zie www.acod.ugent.be//node/791). We hopen dat de verkozenen ook effectief concrete maatregelen zullen nemen om dit te realiseren.

ACOD vraagt dat de kandidaten zich engageren tot een doorgedreven (her-)insourcing. Er moet gesnoeid worden in de vele dure consultancyopdrachten die ook door eigen personeel kunnen worden uitgevoerd. Structurele taken moeten terug in eigen beheer worden genomen. De mensen die dagelijks in de gebouwen van de UGent werken, zoals het schoonmaakpersoneel of technisch onderhoudspersoneel, moeten volwaardige UGent-ers worden.

Beide kandidatenduo’s willen bekijken of de kost van dure consultants verminderd kan worden door insourcing.

Voor Guido en Sarah is bij deze afweging vooral de kostprijs het criterium.

Rik en Mieke stellen dat structurele activiteiten in eigen beheer georganiseerd moeten worden, en dat ondersteunend personeel (zoals schoonmaakpersoneel en onderhoudspersoneel) de kans moet krijgen om volwaardige UGent-ers te worden.

ACOD pleit al jaren voor een insourcing van personeelsleden die structureel werken binnen de gebouwen van de UGent. Een vage kostprijsdiscussie mag geen uitvlucht zijn om deze collega’s te blijven behandelen als tweederangs-UGent-ers.

ACOD vraagt de kandidaten zich te engageren om de achterstand in de investeringen in preventie en bescherming versneld weg te werken. Er moeten concrete middelen worden voorzien om dit te kunnen doen. Daarnaast moet werk gemaakt worden van een netwerk van lokale veiligheidsverantwoordelijken op elke werkplek en van een aangepaste opleiding voor leidinggevenden.

Beide duo’s willen in het investeringsplan voldoende middelen voorzien om de achterstand in investeringen aan te pakken, in het bijzonder in die gebouwen die er het slechtst aan toe zijn.

Guido en Sarah stellen daarbij nog: “De verankering van UGent in de stad is een belangrijk gegeven maar mag geen excuus zijn om te blijven werken in verouderde omstandigheden.”

Rik en Mieke geven nog aan: “Bij de overheid moet worden aangedrongen op de nodige financiering hiervoor”.

Voor ACOD is investeren in een degelijke en veilige werkomgeving een prioriteit. We zijn tevreden dat beide kandidaten deze problematiek erkennen, en dat ze er iets aan willen doen.

De kandidaten moeten zich engageren om een nieuwe cultuur rond psychosociaal welzijn op het werk te vertegenwoordigen. Problemen moeten erkend en aangepakt worden en niemand mag “onaantastbaar” worden beschouwd wanneer hij/zij grensoverschrijdend gedrag stelt. De huidige hiërarchische structuur van de universiteit moet kritisch herbekeken worden.

Beide duo’s zijn het er over eens dat er een grondige cultuuromslag moet komen in de manier waarop wordt omgegaan met grensoverschrijdend gedrag.

Rik en Mieke stellen bovendien: “Het lijkt ons dat de reeds bestaande structuren aan de UGent (met vertrouwens- en ombudspersonen die uitstekend werk verrichten) verder uitgebouwd kunnen worden, eerder dan nieuwe structuren op te richten. Uiteraard is het nodig bij een ernstige zaak een externe partij in te schakelen, die snel en daadkrachtig, maar ook autonoom, onafhankelijk én professioneel te werk kan gaan.”

Guido en Sarah herhalen: “Zoals in vorige punten al aangegeven zijn we voor een cumulverbod van bestuurs- of leidinggevende functies zodat er geen doofpotsituatie kunnen ontstaan. Verder dienen mensen die in leidinggevende functies komen getoetst te worden op hun competenties om dergelijke functie op te nemen en eventueel ontbrekende competenties bijschaven.”

Als ACOD bevestigen we dat er nog een lange weg af te leggen is om te komen tot een cultuur van respect en samenwerking aan de UGent, waarbij problemen erkend en aangepakt worden. We zullen hier blijven aan de kar trekken.

ACOD vraagt de kandidaten om in het publieke debat systematisch de noodzaak van de verhoging van de publieke financiering van het hoger onderwijs aan te kaarten. Daarnaast moet er ook specifiek gepleit worden voor voldoende financiering voor fundamenteel onderzoek, en moet het financieringsmodel voor het hoger onderwijs worden aangepast: minder de nadruk op concurrentie, en meer op samenwerking tussen de instellingen.

Alle kandidaten vinden het evident dat er meer publieke middelen moeten gaan naar het hoger onderwijs en het onderzoek. Beiden willen het financieringsmodel herbekijken, en willen meer de nadruk leggen op samenwerking ipv. competitie tussen de universiteiten.

Rik en Mieke stellen expliciet dat er ook extra middelen nodig zijn voor fundamenteel onderzoek: “We menen dat fundamenteel onderzoek meer aandacht verdient dan het vandaag krijgt. Kennisontwikkeling omwille van de intrinsieke waarde van die kennisontwikkeling, en het stimuleren van risicovol onderzoek waarvan de resultaten niet of nauwelijks voorspelbaar zijn, behoren immers tot de allerbelangrijkste taken van professoren en hun medewerkers.”

ACOD pleit voor een duidelijke verhoging van de publieke financiering van het hoger onderwijs en een grondige hervorming van het financieringsmodel. Een substantiële basisfinanciering voor fundamenteel onderzoek is hierbij essentieel.

ACOD vraagt de kandidaten om de maatschappelijke rol van de universiteit te ondersteunen. De UGent moet zich profileren in belangrijke maatschappelijke debatten en moet het belang van hoger onderwijs en publiek gefinancierd onderzoek promoten. De UGent moet een voortrekker zijn in progressieve evoluties in de maatschappij, en zich profileren als een sterke en sociale universiteit.

Rik en Mieke stellen: “De Universiteit Gent moet een leidende rol opnemen als uitdager en hervormer van maatschappelijke structuren”. Ook menen ze: “We moeten meer dan vroeger, steunend op onze expertise, tot een actieve speler doorgroeien die op een zichtbare manier het maatschappelijk weefsel mee vormgeeft en dat weefsel op zijn beurt het onderzoek mee laten inspireren.”

Guido en Sarah stellen: “Universiteiten hebben inderdaad een belangrijke maatschappelijke rol te spelen”. Ook vinden zij: “Op die manier kan UGent met gefundeerde en op wetenschappelijke data gebaseerde standpunten komen die via een gerichte verspreiding richting kunnen geven aan het debat of de oplossing van belangrijke maatschappelijke problemen.”

De kandidaten moeten werk maken van een beleid dat tot een ware cultuuromslag zal leiden. Er moet een einde komen aan discriminatie en aan de ondervertegenwoordiging van vrouwen en kansengroepen.

Beide kandidatenduo’s zijn bezorgd over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in bepaalde posities aan de UGent. Ze willen hier allen iets aan doen om deze achterstand weg te werken. Hierbij wordt de nadruk gelegd op work-life balans, gezinsvriendelijk beleid en het loopbaanmodel.

Guido en Sarah stellen “Alleen al het feit dat er bv. vragen worden gesteld bij de leeftijd van Sarah en de achterliggende valse veronderstelling dat zij op die leeftijd niet over de nodige capaciteiten voor het vicerectoraat kan beschikken terwijl niemand dezelfde vragen stelt bij een mannelijke kandidaat rector van dezelfde leeftijd, toont aan dat er nog een kloof heerst en een belangrijke omslag in denken en cultuur nodig is.”

Rik en Mieke zeggen: “Naar aanleiding van de Internationale Vrouwendag op 8 maart, werd binnen de UGent de 'UGent Women's Strike' georganiseerd. We maakten van dit momentum gebruik om onze visie met betrekking tot de genderproblematiek te concretiseren en publiek te maken (Knack.be 27/02, opiniebijdrage 'UGent Women's Strike: Universiteit moet op aantal vlakken versnelling hoger schakelen').”

Daarnaast gaan Rik en Mieke verder in op het aspect diversiteit door te stellen: “We erkennen het belang van diversiteit in de ruime betekenis: diversiteit met betrekking tot gender, maar daarnaast evenzeer diversiteit in termen van sociale en socio-economische achtergrond, migratie-achtergrond (evt. van ouders of grootouders), linguïstisch-culturele achtergrond, leeftijd, religie, seksuele geaardheid of (functie)beperkingen.” Zij hanteren de “diversiteit als norm”-visie.

ACOD is blij dat beide duo’s de nodige aandacht besteden aan concrete maatregelen om de mechanismen die vrouwen disproportioneel benadelen aan te pakken. Zowel vrouwen als mannen worden daar beter van. We hopen dat de beloofde cultuuromslag niet meer lang op zich zal laten wachten.

Daarnaast willen we als ACOD benadrukken dat ook de bredere problematiek van diversiteit niet uit het oog mag verloren worden. Ook hier is een cultuuromslag nodig.

ACOD vraagt de kandidaten om initiatieven te nemen om tot een breed draagvlak te komen voor een duurzaam beleid aan de UGent. Ook van onderaannemers, leveranciers en partnerinstellingen moeten garanties rond ecologische en sociale duurzaamheid worden geëist.

De kandidaten gaan uitgebreid in op hun visie rond duurzaamheid, zowel binnen het onderwijs, het onderzoek als in de organisatie van de UGent.

Rik en Mieke leggen daarnaast de nadruk op het belang van sociaal engagement.

Als vakbond onderschrijven we alle gedragen voorstellen die vertrekken vanuit een duurzame visie op onderwijs, onderzoek en de organisatie van de UGent.